Help, er zit een snuitkever in mijn tuin?

ingevoerd op 12-12-2013

Sinds enkele jaren kent vrijwel elke tuinbezitter, zonder deze kevers ooit te zien, de kenmerkende vraat van de diverse soorten snuitkevers. In hun planten verschijnen gaten in de randen van het blad. Dit verschijnsel tast de sierwaarde van de heesters aan en leidt dan ook tot veel vragen . Maar hoe ontstaat nu deze schade en wat is er aan te doen?

De opvallende gaten in de bladranden van heesters zijn het gevolg van vraat van de volgroeide snuitkevers. De volwassen kevers eten van het blad en blijven daarbij vaak enige tijd op één locatie. Vandaar de, vergeleken met het formaat van de kevers, vrij grote gaatjes die het beeld geven van een enkele grote hap. Daarbij kunnen er in één blad meerdere van dergelijk ‘happen’ zitten. Hoewel het ontsierend is, levert de vraat geen echte schade op. Er is namelijk vrijwel nooit sprake van kaalvraat en planten hebben er nauwelijks last van.

Wel schadelijk, maar meestal veel minder opvallend, is de vraat van de larven van deze kevers. De larven leven in de grond en vreten aan de fijne beworteling en wortelhals van dezelfde heesters als waar de volgroeide kevers van eten. Bij zware aantastingen kan dat tot sterfte van planten leiden. Bij lichtere aantastingen kan nog steeds kwaliteitsverlies optreden door verkleuren en verdrogen van delen van struikjes.

De kevers die de hiervoor beschreven schade veroorzaken behoren tot de snuitkevers. Daarvan is één groep soorten bekend als erg schadelijk, de lapsnuitkevers. Van oudsher komt van deze groep één soort talrijk in Nederland voor, de gegroefde lapsnuitkever. Deze soort is ook bekend onder de namen taxuskever, mobium en onder de wetenschappelijke naam . Naast deze soort zijn nog eens elf soorten uit dit geslacht waarschijnlijk inheems. Sinds 1998 zijn daar nog eens zeven soorten bijgekomen. Ze zijn ons land binnengekomen meeliftend in de kluitjes van planten en heesters die uit Zuid Europa geïmporteerd zijn en via de tuincentra verder verspreid.

Juist deze nieuwe soorten blijken, net als de gegroefde lapsnuitkever, veel in tuinen en plantsoenen voor te komen en daar planten aan te vreten. Ook blijken steeds meer plantensoorten vatbaar voor vraat; blijkbaar voegt elke nieuwe kever een aantal extra soorten planten aan het menu toe. Voorheen werden vooral rododendron, azalea, klimop en sering aangevreten. Nu zijn ook planten als liguster, laurierkers, kamperfoelie, skimmia, roos, hulst en diverse boomsoorten in trek maar ook eenjarigen en potplanten worden aangevreten.

De volwassen kevers zijn aanwezig vanaf half juni tot begin september. De eitjes worden in de grond gelegd nabij voedselplanten. Na het uitkomen van de eitjes leven de larven van vraat van wortels. De omvang van de schade neemt toe met het ouder worden van de larven. De kevers zijn nachtactief en worden zelden ‘zo maar’ waargenomen. Bij gericht zoeken en toepassing van bepaalde methoden is de aanwezigheid van de kevers goed vast te stellen. Mogelijkheden zijn het uitkloppen van struiken boven een laken of paraplu. Daarnaast is het mogelijk om planken of tegels op de grond te leggen; kevers blijken daar graag onder te schuilen. Dit wordt ook gebruikt om ze te bestrijden; kevers kunnen zo worden verzameld en onschadelijk gemaakt.

Voor grote tuinen en parken zijn kippen ook een geschikte bestrijdingsmethode; ze blijken zeer effectief in het opsporen van de kevers. De bestrijding van de larven is moeilijker omdat deze onder de grond leven. De beste methode is de toepassing van insectenparasitaire aaltjes. Deze worden in water opgelost en dan over de heesterbeplanting uitgegoten. De aaltjes dringen dan de larven binnen waarna de larve afsterft. Deze bestrijding dient regelmatig herhaald te worden.